Binnenlands BestuurIn de mediaKwaliteit van bestuur

In de media – ROB: “Goed Openbaar Bestuur Is Niet Gratis”

Bron: BinnenlandsBestuur

De ondersteuning van gemeenteraden en Provinciale Staten moet beter. De minister van Binnenlandse Zaken moet erop toezien dat daarvoor voldoende budget komt én wordt gebruikt. En mogelijk met extra geld over de brug komen. Dat stelt de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in zijn donderdag verschenen advies Goede ondersteuning, sterke democratie.

Gemeenteraden en Provinciale Staten moeten beter worden ondersteund. Er moeten normen voor ondersteuning worden vastgelegd en worden berekend wat naleving van die normen kost. De minister van Binnenlandse Zaken moet erop toezien dat daarvoor voldoende budget komt én wordt gebruikt. En mogelijk met extra geld over de brug komen.

Niet vrijblijvend

‘Ondersteuning mag wat kosten en zou niet afhankelijk moe­ten zijn van wat een gemeente of provincie daar zelf voor over heeft. De rich­ting die de minister aangeeft, mag niet vrijblijvend zijn: er moeten prikkels komen om naleving te bevorderen.’ Dat stelt de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in zijn donderdag verschenen advies Goede ondersteuning, sterke democratie. ‘Goed openbaar bestuur is niet gratis.’

Ruggengraat

De vrijblijvendheid van goede onder­steuning aan raden en Staten moet eraf, stelt de ROB. Gemeenteraden en Provinciale Staten gaan over steeds meer onderwerpen, die een grote impact hebben op het leven van veel Nederlanders. ‘Het decentrale bestuur in Nederland vormt de ruggengraat van het openbaar bestuur.’ Onder druk van bezuinigingen ligt het voor de hand dan ook in eigen vlees te snijden, maar ‘op de kwaliteit van de decentrale democratie moet niet wor­den bezuinigd.’ De minister van Binnenlandse Zaken heeft hierin een belangrijke rol te spelen, maar moet niet de ‘financiële troefkaart’ trekken door hiervoor geld uit het gemeentefonds te oormerken. ‘Oormerken van geld uit het gemeentefonds en het provinciefonds voor ondersteuning van decentrale volks­vertegenwoordigingen is in strijd met de bestedingsvrijheid van de fondsen.’ Wel kan worden aangegeven hoeveel geld uit het gemeente- of provinciefonds beschikbaar is voor raden en Staten. Dat moet dan gelden als impliciete bestedingsnorm.

Wettelijk zetje

Er moeten normen voor ondersteuning worden vastgelegd, in kaart worden gebracht wat dat kost en vervolgens moeten het budget daarvoor (herkenbaar) beschikbaar zijn. Er moet worden gestimuleerd dat het geld ook daadwerkelijk wordt benut. Er is daarbij een (wettelijk) zetje van bovenaf nodig, stelt de ROB. Onder meer omdat decentrale volksvertegenwoordigers niet snel in zichzelf investeren (handelingsverlegenheid), maar ook omdat kwaliteit en kwantiteit van de ondersteuning geen gelijke tred houdt met de verzwaring en toenemende complexiteit van het takenpakket.

Onderzoek benodigd budget

Bij de ondersteuning gaat het om ambtelijke ondersteuning, fractieondersteuning, verankering en versterking van de onafhankelijke positie van de griffier, de (ook financiële) normering van een ondergrens voor decentrale rekenkamers en opleidingsbudgetten. De minister van BZK moet onderzoek doen naar de omvang van het benodigde budget, adviseert de ROB. Als uit het onderzoek blijkt dat de eigen middelen van gemeenten en provincies niet toereikend zijn, moet de minister zorgen voor extra budget.  

Karig

‘In de gemeentelijke praktijk is het karig gesteld met fractieondersteuning’, stelt de ROB. De hoogte van de ondersteuning loopt uiteen en hangt ook af van de gemeentegrootte. In kleine gemeenten is er tussen de 600 en 1.250 euro per fractie te besteden; in grotere gemeenten is jaarlijks maximaal 10.000 euro beschikbaar. ‘Voor bedragen van een paar duizend euro is het normaal gesproken niet mogelijk om kwalitatief hoogwaardige inhoudelijke (onderzoeks)ondersteu­ning in te huren’, concludeert de ROB. De bedoeling van de wetgever – het toegankelijk maken van een eigen onafhankelijke, inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning – komt in de praktijk ‘niet goed uit de verf’. De minister van BZK moet de financiële omvang van fractieondersteuning bepalen, adviseert de ROB.

Griffier te afhankelijk

Er zijn zorgen over de rol van de griffier. ‘De gemiddelde omvang van de griffie bij gemeenten is 2,85 fte, de gemiddelde omvang van de ambtelijke organisatie bij gemeenten is ongeveer 350 fte. Een rekensom leert dat minder dan 1 procent van het gemeentelijk apparaat rechtstreeks werkt voor het hoogste bestuursorgaan.’ Daarnaast is de positie van de griffier te afhankelijk van raad en Staten en daardoor kwetsbaar. ‘De verankering van de belangrijke positie van de griffier laat te wensen over.’ De minister moet met de koepels en beroepsverenigingen richting geven aan de (mogelijk wettelijke) veranke­ring en versterking van de onafhankelijke positie van de griffier. Ook moet er een minimale formatienorm komen.

Ambtelijke ondersteuning

Bij de rekenkamers is het (karige) budget het grootste knelpunt, stelt de ROB. ‘Er bestaat een informele norm van één euro per inwoner die dateert uit 2004 en nooit is bijgesteld. Inmiddels is het vaak veel minder.’ Het ministerie moet een ondergrens bepalen aan welke normen de decentrale rekenkamers moeten voldoen. Het gaat daarbij om voldoende budget, maar ook om professionaliteit en deskundigheid. De ambtelijke ondersteuning moet beter. ‘Het is belangrijk dat de ambtelijke organisatie niet alleen het college maar ook de gemeenteraad of Provinciale Staten als afne­mer zien.’

Hulptroepen paraat

De minister moet dus op diverse terreinen voorwaarden scheppen voor een betere ondersteuning, maar raden en Staten hebben hierin ook een verantwoordelijkheid, benadrukt de ROB. Zij moeten werk maken van de ondersteuning en die beter benutten. ‘Het instrumentarium is er, de hulptroepen staan paraat. Maar ze worden niet of niet goed gebruikt en griffie en rekenkamer krijgen niet altijd de ruimte om zich door te ontwikkelen.’ De mensen bij de gemeenten en provincies moeten het doen. ‘In een aantal gevallen betekent dat een cultuurverandering.’

Zie ook: Kort Niet Op Fractievergoedingen